Mitesh Patel is een Indiase jongen van zeven jaar als hij met zijn vader een ontmoeting heeft met een grote goeroe uit India. Guruji is in Londen om daar de hindoegemeenschap te bezoeken. Veel hindoes bezoeken de tempel in de ochtend en ’s avonds na het werk. Eigenlijk vindt Mitesh het lastig om mee te gaan. Maar dan gebeurt is iets bijzonders:
“Midden in het gesprek keek Guruju ineens naar mij, terwijl ik mijn vaders hand vasthield.
“‘Heb je trek in een lekkere mango?’
‘Ja,’ zei ik.
Hij gaf zijn bediende de opdracht een mango voor mij te gaan halen.” (37-38).
Individu
Dit is een beslissend moment. De Patels (vader, moeder, Mitesh en zijn broer Raj) vormen een hardwerkende familie van Gujurati Indiërs. Zij moeten alle zeilen bijzetten om in Londen een goed bestaan op te bouwen. De huiscultuur wordt bepaald door hiërarchie en orde, strenge normen voor iedereen. Er is geen ruimte voor individuele ontplooiing of persoonlijke aandacht voor de eigenheid van elk kind.
Uit zijn jeugd herinnert Mitesh dat de familie niet actief bezig was met het hindoegeloof:
“In die tijd aten mijn vader, Raj en ik nog vlees, en kon mijn vader zo nu en dan ook best genieten van zijn glaasje rode wijn. Vanwege hun geloof eten veel hindoes geen vlees en drinken ze geen wijn. Maar wij waren geen vrome hindoes. We gingen nooit naar een tempel behalve als het uitkwam voor het een of andere festival, en dan alleen maar voor de gezelligheid en om de laatste roddels mee te krijgen uit het wereldje van de Patels.” (27).
Als de familie meer actief wordt in de huisreligie rond de manifestaties van Vishnu, verandert ook Mitesh. “Deze verandering van mijn hart kwam grotendeels doordat Guruji me heel veel persoonlijke aandacht, zorg en erkenning gaf als hij in Londen was. Eindelijk was ik belangrijk voor iemand en werd ik erkend, en dat maar liefst door God zelf!” (50).
Devotie
In het boek van Patel gaat het over de devotionele richting van het hindoeïsme (bhakti). Daarin staat het vereren van de huisgoden centraal. Daarin kan een goeroe een grote rol spelen. Dat is iemand die het spirituele einddoel heeft bereikt: de verlichting, de eenheid van atman en brahman. Zo’n goeroe kan leerlingen aannemen die ook ingewijd willen worden. Als geestelijke leraar krijgt hij groot gezag en dat vraagt gehoorzaamheid. De onwetende leerling moet de leraar vertrouwen. Zo ontstaat er grote eerbied voor een goeroe. Soms (niet altijd) ziet men de goeroe zelfs als ‘avatar’: God op aarde in menselijke gestalte. In de beschrijving die Patel geeft, horen wij dat terug als hij het in het citaat hierboven heeft over ‘God zelf’.[i]
Breuk
Het gezag van Guruji lag in de lijn van het gezag van de vader van Mitesh. Daar ligt ook een reden voor de latere breuk met Guruji. Nadat hij zijn ouderlijk huis ontvlucht om zich toe te wijden aan Guruji in India, klimt hij snel omhoog in de organisatie. De bevoorrechte positie zal, zo denkt men, wel het gevolg zijn van een overdaad aan goede daden (66v). Maar er blijkt een machtsspel gaande rond de goeroe. De sfeer van aanpassen, presteren en je zelf zonder vragen schikken naar de grote leider, komt terug als Mitesh swami wordt. Thuis had zijn vader hem voortdurend onder druk gezet om een tien te halen op school en in de sport (46), maar in de wereld rondom de goeroe is het niet anders:
“Er bestond altijd competitiedrang tussen de verschillende afdelingen. Ieder hoofd wilde dat zijn activiteiten het snelst groeiden. Iedere swami wilde, net als ik, beroemd worden, en het liefst zo snel mogelijk. Bovendien gold dat naarmate je harder werkte, minder het risico liep dat iemand met meer autoriteit je positie afpakte. … Sommigen debatten en verwijten tussen swami’s konden jaren blijven voortslepen en gingen gepaard met veel pijnlijke opmerkingen en gebroken harten.” (128).
Geen gevoel
Als hij zijn twijfels uit, wil Guruji dat hij het negeert. Maar dat is voor Mitesh geen oplossing. Hij probeert de verbinding met het goddelijke te zoeken door nog meer te investeren in gebed en het bijwonen van de rituelen. Hij merkt echter dat hij geen verbinding kan maken met de verschillende beelden en goden “Ik deed nog harder mijn best, door luider te zingen of door mijn aandacht volledig te richten op de beelden, om ook maar enige rust of stilte te ervaren. Maar ik voelde niets.” (96).
Liefde
Tijdens een verblijf in Amerika bezoekt hij een kerkdienst bij de Willow Creek gemeente in Chigago. Een van de gidsen vraagt hem: “Maar op welke manier ontvang jij dan Gods liefde?” (147). Die vraag maakt hem onrustig. Mitesh heeft geen antwoord op de vraag. Sindsdien laat het woord ‘liefde’ hem niet meer los. Moet je hard werken om liefde te verdienen? Waarom is het kruis van Jezus een symbool van liefde? Bestaat er een liefde die mensen aanvaardt zoals zij zijn? Mitesh begint te leven in twee werelden: aan de ene kant is hij helemaal opgenomen in de wereld van de swami’s en heeft hij zich daaraan met huid en haar overgegeven. Aan de andere kant voelt hij een soort ‘liefdesaffaire’ opkomen met Jezus Christus: “Ik kon heel goed doen alsof ik ‘alleen maar wilde leren van de christenen’, maar in mijn hart wist ik nu wel dat ik begonnen was aan een geheime liefdesaffaire met een andere god.” (173).
Vrede
Het leidt er tenslotte toe dat hij breekt met Guruji. Hij komt in aanraking met de Holy Trinity Church in Brompton, Londen. Daar ervaart hij een ‘onvoorstelbare vrede’ (215). Het is voor hem het einde van de zoektocht. Hij herkent dit als het antwoord op alles waar hij sinds zijn jeugd naar had gezocht. Zoveel gebrek aan verbinding als hij ervoer bij de rituelen en de geschriften van de hindoe-traditie, zoveel verbinding ervoer hij nu door de manifestatie van Jezus Christus en de verhalen in de Bijbel. “Op die ochtend riep de Heer me en hij gaf deze vervulling, zomaar, zonder er iets tegenover te hoeven stellen.” (217).
Als hij alles ten slotte samenvat, dan formuleert Patel het als een ‘relatie met de levende God’ tegenover ‘een religie met regels en voorschriften’ (219). Het is duidelijk dat dat aansluit bij de diepe behoefte uit zijn vroege jeugd: Mitesh wilde persoonlijk gezien worden. Dat was het begin van de relatie met Guruji, nu krijgt het z’n vervulling door Jezus Christus.
Dank
Als christen zeg ik: wat een mooi verhaal. De Heer Jezus Christus heeft hem gevonden, ik ben blij voor en met hem. Maar het roept ook een vraag bij me op: wat nu als zal blijken dat ook in de christelijke gemeenschap macht en onderlinge competitie een rol kunnen spelen? Deze vraag komt aan de orde in het tweede artikel over dit boek. Daarin beschrijf ik waarom Mitesh nu Rahil heet en wat hij meemaakte nadat hij zich aansloot bij de christelijke kerk.
*
Naar aanleiding van Rahil Patel, Gevonden door liefde. Een hindoepriester ontmoet Jezus. Utrecht: Kok. 2017 (Vertaling van Found by Love. A Hindu Priest encounters Jesus Christ. Watford: Instant Apostle, 2016; vertaling door Jaap Slingerland).
“Als een hindoe christen wordt…” Onder die titel vindt u op deze website een uitleg van onze visie op de bekering van hindoes tot het christendom.
[i] Zie hierover: R. Kranenborg, Neohindoeïstische bewegingen in Nederland: Een encyclopedisch overzicht (Wegwijs: wereldreligies). Kampen: Kok, 2002, 50-55.